Choreografe Roos van Berkel duikt in de wereld van de exacte wetenschappen op zoek naar een andere kijk op de schoonheid van systemen en beweging.
Tijdens m’n residentie op de TU Eindhoven praat ik met wiskundige en informaticus Tom Verhoeff over permutaties. ‘Permutaties? Wat zijn dat?’ Simpel uitgelegd: volgordes van dingen. Juist: allerlei dingen. En wanneer je gaat permuteren, dan wissel je de volgordes van die dingen. Grafische objecten maar ook ‘echte’ objecten zoals sleutels, koffiekopjes en zonnebrillen. En natuurlijk ook mensen.
Terwijl we door de wereld van de permutaties wandelen, leidt Tom me langs allerlei aanverwante onderwerpen waar ik maar de helft van begrijp. Hoogtepunt was een college voor derdejaars Informatica: ik had het gevoel dat ik in een ander universum was beland waar iedereen elkaars taal sprak, behalve ik. Achteraf denk ik dat de docent het wel grappig vond dat ik met een serieus gezicht aantekeningen zat te maken terwijl wij allebei wisten dat deze Alice zich wel verwonderde, maar lang niet alles begreep.
Maar aan het einde van de week ga ik naar huis met een heel nieuwe waardering voor de geschiedenis en diversiteit van wiskunde én bruikbare inzichten op choreografisch vlak. Ik zie meerdere overeenkomsten in de manier waarop wiskundigen en choreografen over bepaalde dingen nadenken: identiteit (wat zijn de eigenschappen van de objecten die wisselen?), handeling (op welke manier vindt de wisseling plaats?) en duur (kan ik het aantal wisselingen beperken zonder een stap over te slaan?). En ondertussen leer ik ook een aantal ‘wissel-diamantjes’ kennen: buurwisselingen, circulaire rotaties, prefix rotaties en suffix rotaties. Dat zijn allemaal verschillende manieren om te wisselen.
Terug in Amsterdam combineer ik wiskundige regels omtrent permutaties met choreografische regels en pas die toe op mijn eigen lichaam. Daar komt bewegingsmateriaal uit dat deels interessant is, maar de permutaties zijn niet herkenbaar voor een ander – voornamelijk omdat niet duidelijk is welke lichaamsdelen ‘hetzelfde’ zijn. Dat probeer ik te ondervangen door met bijvoorbeeld twee knieën en twee handen te werken, maar dan nog is het niet inzichtelijk omdat daar andere lichaamsdelen tussen zitten. Desondanks doet ‘t me wel opnieuw realiseren hoeveel ‘paren’ er in het lichaam zijn: armen, longen, benen, klieren, nieren…
Gelukkig kan ik de permutaties een middag lang uitproberen met m’n studenten van de opleiding Moderne Theaterdans. Lichaamsdelen worden mensen, en dat blijkt veel krachtiger. Ik kan naar de individualiteit van elke persoon kijken, en daarmee wordt het gegeven ‘verschil’ en ‘overeenkomst’ veel rijker. Als kijker krijg je de tijd om te kijken naar verschil in hoe iemand staat, kijkt en reageert. Daarnaast merk ik ook de opluchting om er zelf als oog van buiten naar te kunnen kijken.
Lees meer op de vorige blog ‘Wissel(d)ing’ en op de volgende blog ‘Gewoon staan en wisselen is ook zo saai…’